| Hoe Seksueel Misbruik in Orthodox Christelijke Kringen Onder De Tafel Blijft
The Powervrouwen
June 9, 2013
http://powervrouwen.blog.nl/religie/2013/06/03/mb
[with video]
Hoe gaan kerken om met slachtoffers en plegers van seksueel misbruik? Wordt het slachtoffer geloofd of komt het buiten de kerkelijke gemeente te staan?
Voor gz-psycholoog Annelies van Luttikhuizen zijn dat geen puur theoretische vragen. Ooit werd ze namelijk zelf door een ambtsdrager misbruikt.
Nog steeds mist ze bij de kerkelijk verantwoordelijken de bereidheid tot zelfreflectie………
Daarover schrijft het Reformatorisch Dagblad. Eerder deze week werd aandacht besteed aan de eerste roman over dit onderwerp: ‘Mantel der liefde’ van Henrieke Groenwold.
De protestantse psychologe, Annelies van Luttikhuizen, voorheen lid van de Christelijke Gereformeerde Kerken, staat op de bres voor slachtoffers van misbruik in kerkelijke relaties. Het liefst laat ze haar persoonlijke ervaring buiten beschouwing, maar ze kan er niet omheen.
Juist daarin ligt haar drijfveer om zich in te zetten voor het creëren van een klimaat waarin zonden beleden kunnen worden, in de hoop dat er een weg naar vergeving en verzoening ontstaat.
Eind jaren ’70 rondt Annelies haar theologische studie af. Ze wordt aangesteld als pastoraal medewerker in een christelijke gereformeerde kerk, waar ze bezoekwerk doet en catechisaties geeft. Als er spanningen ontstaan tussen haar en de predikant krijgt ze een ouderling toegewezen die haar pastorale zorg moet verlenen. Al eerder zocht ze contact met een pastorale coach uit haar studietijd. Deze zegt dat ze zichzelf moet verloochenen. “Dat werkte op mijn schuldgevoel.”
De ouderling die ze bezoekt, vertelt haar al snel dat hij huwelijksproblemen heeft. “Ik had invoelingsvermogen en luisterde naar hem. Binnen de kortste keren ging de aandacht uit naar zíjn situatie, niet meer naar de mijne.”
Op een subtiele manier –beseft Annelies achteraf– zoekt de ouderling toenadering. “Op een keer gaf hij me bij het weggaan een vluchtige zoen op mijn haar. Ik vond het raar, maar hij was vriendelijk, en het riep bij mij geen enkel gevoel van erotiek op. Ik was heel naïef.”
Stapje voor stapje voltrekt zich een proces dat uitloopt op een patroon van seksueel misbruik. “Ik voelde me een object.”
Ze gaat gebukt onder een schuldgevoel over het dubbelleven dat ze leidt. “Toen ik dat aangaf, zei de ouderling: ‘Als je het naar buiten brengt, zal ik niet rusten voordat je kapotgemaakt bent’.”
Na een jaar wordt ze overspannen en doorbreekt het stilzwijgen. De zaak belandt op het bord van een kerkenraadscommissie van 3 personen, onder wie 2 ouderlingen. Tot haar verbijstering verklaren ze háár schuldig. “Ik zou de oorzaak van alle ellende zijn. Er werd niet echt naar me geluisterd. Nooit heb ik gehoord: ‘Wat verschrikkelijk voor je wat er is gebeurd’. Ik stond helemaal alleen.’
De commissie verbiedt Annelies over de situatie te spreken met haar huisarts, die tot dezelfde kerkelijke gemeente behoort. Ook mag ze er geen contact over hebben met gemeenteleden en familie. “Ik werd volledig geïsoleerd. Het was alsof ik in een gevangenis zat.” De christelijke psychiater die ze van de kerkenraad mag inschakelen, vraagt in het eerste gesprek of ze het misbruik heeft uitgelokt. “Ik ben niet meer naar hem teruggegaan.”
Op een dag meldt de pleger, die op dat moment nog steeds in het ambt staat, zich opnieuw. “Hij wilde weer aan me zitten, maar ik was in staat van me af te slaan.” Ze kaart de zaak aan, waarna een zitting van de commissie volgt. “De pleger werd toen zo kwaad dat hij vloekend door de kamer liep. Ineens ging alle aandacht naar hém uit. Het werd me duidelijk dat ík volgens de anderen de schuldige was, dat ík helwaardig was. Ik ben weggevlucht en nooit meer teruggekomen.”
Annelies verhuist en bouwt elders een nieuw bestaan op. Ze stapt over naar een ander kerkverband, wordt predikant, trouwt en bekwaamt zich later als gz-psycholoog.
Over het verwerkingsproces zegt ze: “Ik heb jaren niet durven praten, bang niet geloofd te worden.” Uiteindelijk is ze sterk genoeg om haar visie op de traumatische gebeurtenissen helder te verwoorden, zonder bij de minste tegenwerping onderuit te gaan. Ze volgt een cursus met ervaringsdeskundigen om telefonisch aanspreekpunt te worden voor slachtoffers. “Ik heb mijn zelfverloochening omgezet in zelfbewustzijn.”
6 jaar na het misbruik doet ze een poging opnieuw het gesprek aan te gaan met alle betrokkenen uit haar vroegere kerkelijke gemeente. Als haar pastorale coach aangeeft niet als gespreksleider te willen optreden, laat ze de zaak rusten. “Ik heb voor mezelf uitgebreid uitgeschreven wat ik tegen iedereen die aan tafel had moeten zitten, wilde zeggen. Dat heeft me geholpen bij mijn verwerking.”
Vele jaren later, in de lijdensweken van 2013, dringt de kwestie zich opnieuw aan haar op. Weer probeert ze een gesprek te arrangeren in de hoop dat er alsnog ruimte komt voor schuldbelijdenis, vergeving en verzoening. “Dat is een lange weg, maar het kán.”
Ze schrijft de indertijd betrokken predikant in eerste instantie een boze brief. Haar vroegere pastorale coach krijgt een kopie. Later volgt een tweede brief en schrijft ze ook de voorzitter aan van de toenmalige commissie die door de kerkenraad was ingesteld. Ze wil nu een persoonlijk gesprek.
De reacties stellen haar teleur. In brieven wordt ze erop gewezen dat er verschil in visie is op de gebeurtenissen van destijds en dat de pleger niet meer leeft. Ook krijgt ze te horen dat mocht ze een klacht willen indienen bij het in 2001 opgerichte landelijk Meldpunt seksueel misbruik in kerkelijke relaties, de zaak als verjaard zal worden beschouwd. “Ik wílde helemaal geen klacht indienen. Ik wilde een persoonlijk gesprek!”
De voorzitter van de toenmalige commissie schrijft dat hij het verdrietig vindt dat de gebeurtenissen nog steeds impact op haar hebben. Hij hoopt dat een gesprek zal meewerken aan heling voor haar. Deze ontmoeting zou dan moeten worden georganiseerd via een (kerkelijke) instantie.
Wie slachtoffer wordt van seksueel misbruik in een kerkelijke relatie ervaart een hoge drempel om dat naar buiten te brengen. Kerken moeten er alles aan doen om daarvoor goede mogelijkheden te bieden. Dat zegt drs. A. Heystek, die zich al jaren met deze thematiek bezighoudt.
|