| Next.checkt: 'Jeugdzorg Ziet Slechts 2 Procent Van Het Misbruik'
Next Checkt
October 19, 2012
http://www.nrcnext.nl/blog/2012/10/19/next-checkt-%E2%80%98jeugdzorg-ziet-slechts-2-procent-van-het-misbruik%E2%80%99/
Vorige week presenteerde de commissie-Samson het rapport Omringd door zorg, toch niet veilig, over seksueel misbruik in de jeugdzorg, met daarin schokkende conclusies. Een van die conclusies was dat de professionals die met uit huis geplaatste kinderen werken slechts een fractie van wat er aan misbruik voorvalt, waarnemen. Om precies te zijn: slechts 2 procent. Verschillende media berichtten hierover. De NOS meldde: „Begeleiders van instellingen signaleerden slechts 2 procent van het misbruik." De Volkskrant schreef: „Volgens de commissie-Samson constateren werkers in de jeugdzorg slechts 2 procent van de gevallen." En RTL Nieuws had het zelfs over „nog geen 2 procent van de gevallen". next.checkt-lezer Ko Ruyter vraagt zich af of het klopt, die 2 procent. Immers, hoe kun je de onderrapportage van misbruik zo precies meten?
Waar is het op gebaseerd?
Bron voor de bewering is de volgende passage in het rapport van de commissie-Samson: „De onderzoeken naar de omvang van seksueel misbruik laten twee opmerkelijke en consistente bevindingen zien. De eerste is dat de professionals die met uit huis geplaatste kinderen werken voor slechts een zeer klein deel weet hebben van het misbruik dat plaatsvindt. In de onderzoeken die de commissie naar de prevalentie in 2010 heeft laten uitvoeren, blijkt dat professionals nog geen 2 procent waarnemen van het aantal gevallen dat door kinderen zelf wordt gerapporteerd."
De commissie schrijft dus niet – zoals de media meldden – dat professionals slechts 2 procent van het werkelijke misbruik zien. De commissie schrijft dat professionals slechts 2 procent van het misbruik zien dat door kinderen zelf wordt gerapporteerd. Een belangrijke nuance.
En, klopt het?
Waar komt die 2 procent vandaan? De commissie-Samson verwijst naar „kwantitatieve studies", die zijn uitgevoerd door een Leidse onderzoeksgroep onder leiding van de hoogleraren Lenneke Alink en Rien van IJzendoorn. Het gaat om het onderzoek Prevalentie Seksueel Misbruik in de Nederlandse Jeugdzorg in 2008-2010. Hierin is de 2 procent echter niet direct terug te vinden. „Dat klopt", zegt Alink. „Die 2 procent heeft de commissie-Samson zelf afgeleid uit onze data."
Het onderzoek van de Universiteit Leiden was opgezet om te schatten hoe vaak seksueel misbruik onder kinderen in de jeugdzorg voorkomt, ten opzichte van 'gewone' kinderen. Er waren twee bronnen: informanten (professionals in de jeugdzorg) en kinderen zelf. Alink benadrukt dat beide bronnen in feite onvoldoende betrouwbaar zijn om absolute aantallen van misbruik te achterhalen. Informanten zijn niet van al het misbruik op de hoogte, zijn zelf daders, of beschermen wellicht collega's. En kinderen zelf kunnen de onderzoeksvragen anders opvatten, zich schamen, juist aandacht willen, of hebben seksuele intimidatie misschien niet als dusdanig ervaren. Voor deze haken en ogen wordt in een schatting van hoe vaak misbruik voorkomt zoveel mogelijk gecorrigeerd. Maar, het blijft een schatting.
Uit de resultaten bleek dat informanten het aantal gevallen van misbruik veel lager inschatten dan kinderen zelf. „Dat zie je in meta-analyses wereldwijd", zegt Alink. In dit onderzoek dachten informanten dat 3 van de 1.000 kinderen werden misbruikt, terwijl 143 van de 1.000 kinderen zelf zeiden misbruikt te zijn. Uit deze cijfers concludeert de commissie-Samson dus dat professionals slechts op de hoogte zijn van 2 procent (3 gevallen per 1.000) van het door kinderen gerapporteerde misbruik (143 gevallen per 1.000).
Alink heeft daar wel een kanttekening bij. „We hebben vastgesteld dat in de jeugdzorg vaker seksueel misbruik voorkomt dan in de algemene bevolking. Het onderzoek was niet opgezet om te kijken hoeveel procent van de gevallen wordt opgemerkt door professionals." Om zo'n conclusie waterdicht te trekken is het volgens haar nodig om de data van de informanten en de kinderen te kunnen koppelen: het moet om dezelfde kinderen gaan. „Dan kun je kijken of medewerkers misbruik missen dat de kinderen met wie zij werken rapporteren."
Een dergelijk onderzoek is niet bekend. De meeste onderzoeken richten zich op hoe vaak seksueel misbruik voorkomt. Sommige studies volgen het model van de Amerikaanse National Incidence Studies of Child Abuse and Neglect, die herhaaldelijk zijn uitgevoerd in de Verenigde Staten. Daarin worden alleen informanten gevraagd naar misbruik. In andere studies, zoals van het Amerikaanse Bureau of Justice Statistics, wordt juist weer alleen aan kinderen zelf gevraagd of ze seksueel misbruikt zijn. Dergelijke onderzoeken kijken dus niet specifiek naar het opmerken van seksueel misbruik door professionals.
Conclusie
Hoe vaak seksueel misbruik voorkomt, blijft lastig te onderzoeken. Niet alleen doordat professionals niet al het misbruik opmerken, maar ook doordat de zelfrapportage van kinderen onvolmaakt is. De bewering die verschillende media deden, dat begeleiders in de jeugdzorg slechts 2 procent van het werkelijke misbruik signaleren, kan niet uit het onderzoek worden afgeleid. Het werkelijke misbruik blijft altijd een schatting. De formulering van de commissie zelf, dat professionals slechts 2 procent van het misbruik opmerken dat door kinderen zelf wordt gerapporteerd, komt dichter bij de waarheid. Maar zelfs daar is het onderliggende onderzoek niet sluitend. Door specifiek '2 procent' te noemen doen zowel de media als de commissie-Samson alsof de feiten harder zijn dan in werkelijkheid het geval is. Al met al beoordelen wij de stelling als ongefundeerd.
|