BishopAccountability.org
 
  Het Gerecht over Seks in De Kerk

Gazet Van Antwerpen
February 14, 2011

http://www.gva.be/dekrant/experts/johndewit/het-gerecht-over-seks-in-de-kerk.aspx

14 FEBRUARI 2011 - De onderzoeken naar seksueel misbruik in de Kerk lopen strop door de te logge manier waarop het federaal parket ze moet coördineren. Maar ook door de roekeloze tussenkomsten van advocaten die voor dezelfde feiten op meerdere plaatsen tegelijk klacht indienen. Ondertussen gaan steeds meer stemmen op voor een meldingsplicht voor mensen met een beroepsgeheim, die kennis nemen van seksueel misbruik van minderjarigen. Dat bleek uit de voorbije hoorzittingen van de gerechtelijke instanties (parketten, onderzoeksrechters, zetelende rechters) door de Kamercommissie Seksueel Misbruik.

De voorbije weken hoorde de Kamercommissie Seksueel Misbruik in de Kerk de procureurs-generaal, een aantal procureurs en onderzoeksrechters, enkele strafrechters en de politiediensten. En in Leuven werd een studiedag georganiseerd over één van de kernthema's van het debat: het beroepsgeheim.

Wat leverde dit allemaal op? We belichten het aan de hand van een aantal thema's: de coördinatietaak van het federaal parket; de hervorming van de burgerlijke partijstelling; de nietige dossiers van de Commissie-Adriaenssens; de samenwerkingsprotocollen tussen de parketten en de hulpverlening; het beroepsgeheim en de meldingsplicht; de verjaringstermijnen; diverse voorstellen van de strafrechters.

1. DE COORDINATIE VAN HET FEDERAAL PARKET

Uit de hoorzittingen bleken enorme coördinatieproblemen met de dossiers rond seksueel misbruik in de Kerk. Dat zegde federale procureur Johan Delmulle. Hij werd al voor de tweede keer gehoord over deze thematiek. (Voor de eerste hoorzitting met Delmulle, zie: hier).

Sinds juni 2010 moet het federaal parket alle dossiers over seksueel misbruik van minderjarigen in de Kerk coördineren. Het gaat tot nu toe om 222 dossiers: 13 dossiers kwamen van de Commissie-Adriaenssens, 38 van de 16 parketten zelf, 150 van slachtoffers die rechtstreeks naar het federaal parket stapten en 21 van de bisschoppen. "Er komt iedere dag nog een nieuwe klacht over seks in de Kerk binnen bij het federaal parket. De stroom van aangiftes valt niet stil", zo zegde Delmulle.

In deze dossiers mag het federaal parket niet zelf de feiten onderzoeken of vervolgen, maar moet het ervoor zorgen dat de juiste procureur dat doet en dat niet twee parketten of rechtbanken tegelijkertijd met dezelfde zaak bezig zijn.

Delmulle klaagde erover dat hij zelf geen echte beslissingen terzake kan nemen: "Ik zit altijd op de tweede lijn. Ik ben een manager die afhankelijk is van de goodwill".

De federale procureur hekelde het feit dat hij nu nog altijd geen lijst met de verdachten en de slachtoffers uit het dossier van de Brusselse onderzoeksrechter Wim De Troy heeft gekregen. Aan de hand van deze zaak worden de coördinatieproblemen duidelijk. "Ik kan die lijst niet rechtstreeks aan De Troy vragen, ik moet dat via de Brusselse procureur Bruno Bulthé doen. Ik kan die lijst ook niet vragen aan de politiediensten die het onderzoek van De Troy uitvoeren, want die zeggen mij dan dat ik niet de titularis van het dossier ben. Maar ik moet wel nagaan of niet tegelijkertijd ook onderzoeken lopen in andere parketten. Om dat te doen, heb je dus heel veel tijd en energie nodig".

Terzake zegde Delmulle dat hij zelfs niet weet of het dossier van Operatie Kelk ingescand is, of er een kopie van is. "Sommigen zeggen mij van wel, anderen van niet".

Als eenzelfde dossier in twee gerechtelijke arrondissementen tegelijkertijd loopt, kan Delmulle dat naar zich toetrekken, maar pas na overleg. En als er een gerechtelijk onderzoek loopt is het nog complexer. Zo'n zaak is die tegen voormalig bisschop Roger Vangheluwe. De misbruikte neef had klacht ingediend bij het parket van Brugge, waar een opsporingsonderzoek loopt. Maar daarna diende hij - op voorstel van Meester Van Steenbrugge - een klacht met burgerlijke partijstelling in bij de Brusselse onderzoeksrechter Wim De Troy. Van Steenbrugge wilde immers alle klachten over het thema "schuldig verzuim" bij De Troy centraliseren, omdat hij gelooft dat de zaken in Brussel beter zullen worden afgehandeld dan in Brugge. Door deze twee gelijktijdige klachten viel het onderzoek in Brugge stil, want een gerechtelijk onderzoek van een onderzoeksrechter gaat voor op een opsporingsonderzoek van het parket. Uit de hoorzittingen in de Kamer bleek dat het slachtoffer van bisschop Vangheluwe helemaal niet wist dat het Brugse onderzoek zou stilvallen als hij ook klacht indiende in Brussel. "Men kan zich vragen stellen over de manier waarop advocaten hun cliënten voorlichten", zo zuchtte de Brugse procureur Berkvens in de Kamer. Ook het gerechtelijk onderzoek van De Troy over de zaak-Vangheluwe lag grotendeels stil door al de procedures die tegen De Troy liepen.

Eenzelfde zaak kan immers niet in twee gerechtelijke arrondissementen tegelijkertijd worden onderzocht. Over deze zaak-Vangheluwe organiseerde de federale procureur overleg tussen de procureur van Brugge en de procureur van Brussel. Maar dat leverde geen resultaat op. Een denkpiste was om het onderzoek in twee te splitsen: de individuele feiten van seksueel misbruik zouden in Brugge worden onderzocht, het schuldig verzuim door de Kerk (maar ook door de familie van het slachtoffer,nvdr) door de Brusselse onderzoeksrechter De Troy. Maar er kwam geen akkoord. Daarom komt er nu een nieuwe vergadering met de twee bevoegde procureurs-generaal. "Daar kruipt allemaal heel veel tijd in", zuchtte de federale procureur Delmulle in de Kamer. Als er een akkoord komt, dan nog moet het dossier naar de raadkamer om de dispatching feitelijk te doen.

Waarom is dat?

Als de feiten van de klachten met burgerlijke partijstelling bij De Troy buiten het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn gepleegd - en dat is in 22 van de 23 klachten het geval! - en als er geen samenhang is met de vordering van de procureur van Brussel, dan moet de Brusselse raadkamer beslissen wie welk dossier behandelt. Tegen die beslissing kan men naar de Kamer van Inbeschuldigingstelling gaan en nog eens naar Cassatie. "Omdat in de toekomst nog nieuwe klachten bij De Troy zullen binnenlopen, zal de problematiek zich nog scherper stellen".

Delmulle zegde dat de Brusselse procureur Bruno Bulthé (op 21 oktober 2010), de Brusselse procureur-generaal Marc de le Court en de Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois hem gevraagd hebben om de vervolging in het dossier van onderzoeksrechter De Troy ("Operatie Kelk") over te nemen van Bulthé. Momenteel moet Bulthé de misdrijven van Operatie Kelk voor de raadkamer brengen als onderzoeksrechter De Troy klaar is met zijn onderzoek. Maar Bulthé wil dat Delmulle die taak van hem overneemt. De redenen liggen voor de hand: het dossier van De Troy gaat over seksueel misbruik overal in het land en niet alleen in Brussel, en dan is het federale parket de aangewezen instantie; de coördinatie van de dossiers over seksueel misbruik door Delmulle neemt nu te veel tijd in beslag. (In ieder geval ontkracht het voorstel van Bulthé de theorie van een complot van de loge tegen de Kerk. Want waarom zou de vrijzinnige Bruno Bulthé dan zijn bevoegdheid willen overdragen aan de katholieke Johan Delmulle?, nvdr)

De federale procureur zegde in de Kamer dat hij die overname helemaal niet lichtzinnig wilde doen: "Ik koop geen kat in een zak". Hij wilde weten wat de aanvankelijke saisine van Bulthé was (welke feiten mocht onderzoeksrechter De Troy nu eigenlijk onderzoeken). Dat weet hij sinds het arrest van 22 december 2010 van de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Pas toen werd die saisine bekend!

Delmulle wil verder weten wat in de klachten met burgerlijke partijstelling bij De Troy staat en hij wil ook een kopie van het dossier van De Troy hebben. Of Delmulle het hele dossier overneemt van Bulthé beslist hij na een onderhoud met De Troy.

Er zijn dus heel wat coördinatieproblemen in de dossiers rond seksueel misbruik in de Kerk. Die problemen zijn veroorzaakt door drie elementen:

- het feit dat onderzoeksrechter Wim De Troy zijn boekje te buiten ging door de dossiers van de Commissie-Adriaenssens in beslag te nemen. Dat lokte procedurereacties uit, waardoor de dossiers van de Commissie-Adriaenssens geruime tijd - tot nu toe eigenlijk - onbereikbaar bleven. Er gebeurde in die hele periode dus niets voor deze slachtoffers.

- Het feit dat sommige advocaten klachten bij De Troy indienden over zaken waarover al elders een onderzoek loopt. Dan ligt het onderzoek stil tot een beslissing is genomen wie bevoegd is.

- Het feit dat het federaal parket via te veel tussenstappen moet werken om zijn coördinatieopdracht te vervullen. Het zou zelf moeten kunnen beslissen.

Door al deze coördinatieproblemen gaat veel tijd en energie verloren aan nutteloze vergaderingen. En te bedenken dat al deze energie wordt gemobiliseerd voor criminele feiten, waarvan een ruime meerderheid zeker verjaard is. En waarin dus parket noch onderzoeksrechter iets kunnen aanvangen.

2. DE BURGERLIJKE PARTIJSTELLING

De burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter was een tweede heikel punt tijdens de debatten.

* Onderzoeksrechter Karel Van Cauwenberghe riep de slachtoffers op om liever geen klachten bij de lokale politie in te dienen, maar rechtstreeks bij het parket of bij de onderzoeksrechters. "Op het gewone politieonthaal worden klachten soms niet ernstig genomen worden." Om het de slachtoffers gemakkelijker te maken wilde Van Cauwenberghe dat burgerlijke partijstellingen bij de onderzoeksrechter in zaken van seksueel misbruik gratis worden. Nu lopen de kosten van het slachtoffer in zo'n geval soms op tot 500 euro en meer (er zijn zaken bekend waarbij vooraf 10.000 euro werd gevraagd) vooraleer de onderzoeksrechter zijn onderzoek start. Bovendien moet het slachtoffer achteraf misschien ook nog alle kosten van het onderzoek betalen.

* Maar bij het federaal parket klonk een heel ander geluid. Federale procureur Johan Delmulle vindt dat de onderzoeksrechter een burgerlijke partijstelling zou moeten kunnen weigeren als het parket niet eerst de zaak heeft onderzocht. Dat zou de onderzoeksrechters minder werk geven en dat is echt wel nodig. Delmulle hekelde het misbruik dat momenteel van het systeem van burgerlijke partijstelling wordt gemaakt en hij viel uit tegen advocaat Walter Van Steenbrugge, die hij van gemis aan loyauteit en misbruik van de procedure van burgerlijke partijstelling beschuldigde.

Delmulle klaagde erover dat nu al 23 slachtoffers zich burgerlijke partij hebben gesteld bij de Brusselse onderzoeksrechter Wim De Troy. Die beheert Operatie Kelk, het onderzoek naar seksueel misbruik in de Kerk. Maar in 22 gevallen gaat het over feiten die niet in Brussel gepleegd zijn en daarvoor is De Troy eigenlijk niet bevoegd. 13 van deze burgerlijke partijstellingen kwamen via het advocatenkantoor van Meester Walter Van Steenbrugge.

Als tegelijkertijd klachten voor dezelfde feiten op meerdere plaatsen worden ingediend, dan starten moeilijke procedures om te beslissen wie uiteindelijk de zaak zal onderzoeken. Ondertussen ligt alles stil. Volgens Delmulle misbruikt Meester Van Steenbrugge de methode van de burgerlijke partijstelling om het onderzoek naar criminele feiten weg te halen bij de natuurlijk bevoegde rechter. "Als de dader en het slachtoffer in Brugge wonen en als de feiten in Brugge gepleegd zijn, dan zou ook het parket van Brugge bevoegd moeten zijn, niet de onderzoeksrechter in Brussel", zo heette het met een knipoog naar de zaak-Vangheluwe.

Delmulle: "In een rechtszaak moet niet alleen het parket loyaal zijn, maar ook de advocaten. Iedereen moet zich aan de wet houden, het moeten niet de advocaten zijn die beslissen welke rechter een dossier behandelt", zo luidde het.

De federale procureur stelt voor dat het parlement een wet stemt waardoor onderzoeksrechters burgerlijke partijstellingen kunnen weigeren als ze gebruikt worden om een zaak aan zijn natuurlijke rechter te onttrekken en zelfs als het parket de zaak niet eerder volledig heeft onderzocht.

3. DE COMMISSIE-ADRIAENSSENS

De commissarissen wilden ook weten wat nu moet gebeuren met de 475 dossiers van de Commissie-Adriaenssens. Die zijn inbeslaggenomen, maar de inbeslagname is nietig verklaard. De dossiers moeten dus worden teruggegeven. Maar de Commissie-Adriaenssens bestaat niet meer. Aan wie moeten ze worden teruggegeven? Kunnen die dossiers nog onderzocht worden om nog actieve, gevaarlijke pedofielen op te sporen?

Federale procureur Johan Delmulle hierover: "Ik ben niet de baas van deze dossiers, maar als ik dat wel was zou ik het volgende doen. Ik zou een lijst opmaken van alle daders en slachtoffers in deze dossiers. Van de daders moet worden nagegaan of er recidivegevaar is en of er nu nog kinderen in gevaar kunnen zijn. Als dat zo is, zou ik voor die zaken een nieuw strafdossier openen. Bovendien zou ik aan alle slachtoffers vragen of ze hun dossier terugwillen. Ik zou ze erop wijzen dat ze bij het federale parket nog altijd klacht kunnen indienen als ze dat willen".

Delmulle zegde echter dat hij momenteel nog niet eens weet of de 475 dossiers van de Commissie-Adriaenssens al op de griffie liggen. "Het zou kunnen dat men nog moet wachten tot alle procedures in Brussel afgelopen zijn".

Om alle problemen te vermijden wil Delmulle dat er een wet komt waarin duidelijk staat wat moet gebeuren met dossiers die nietig verklaard zijn: Wie moet ze teruggeven? Wanneer? Aan wie? Wie mag ze nog inzien om elementen in zijn verdediging te gebruiken? Deze punten zijn nu geregeld door oude Koninklijke Besluiten uit 1936, arresten van het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof, richtlijnen van het College van procureurs-generaal vanuit de tijd van de zaak-Van Noppen. Maar er zijn volgens Delmulle nog gaten in deze regeling, die z.i. ook beter in een wet komt.

4. DE SAMENWERKINGSPROTOCOLLEN

4.1. DE PARKETTEN

Ook het samenwerkingsprotocol dat het college van procureurs-generaal heeft afgesloten met de Commissie-Adriaenssens stond meerdere malen ter discussie.

Urenlang werden de vijf procureurs-generaal ondervraagd over dat protocol. Volgens dit protocol zou Adriaenssens op eigen verantwoordelijkheid een aantal pedofiliedossiers bezorgen aan het federaal parket. Dat zou de zaken dan naar de juiste procureur sturen. Het protocol was amper enkele dagen van kracht toen onderzoeksrechter De Troy alle dossiers van de Commissie-Adriaenssens in beslag nam. De commissieleden zagen in het protocol een "doofpotoperatie", waaraan het gerecht zelf zou hebben meegewerkt. Volgens de commissieleden zou Adriaenssens naar eigen goeddunken kunnen beslissen welke dossiers hij aan het gerecht zou afstaan, hij zou zelf oordelen of een zaak verjaard was of niet, terwijl hij daarvoor noch de kennis noch de macht zou (mogen) voor hebben. De pg's hebben volgens de commissarissen meegewerkt aan een "parallelle justitie" binnen de Kerk, waardoor Peter Adriaenssens zelf kon seponeren.

De pg's hadden een hele reeks argumenten om dit te ontkrachten:

* Adriaenssens is een privépersoon, hij heeft geen meldingsplicht. Wij kunnen hem niet dwingen om dossiers door te geven, we kunnen ze alleen maar aanvaarden als we ze krijgen.

* Adriaenssens wilde ons een honderdtal dossiers bezorgen, maar hij wist niet aan welk parket hij deze zaken moest geven. Daarom zou het federaal parket de dispatching doen. De pg's sloten geen "akkoord" met Adriaenssens, ze schiepen alleen een regeling om ervoor te zorgen dat de dossiers bij de juiste procureur zouden terechkomen. Over seponering of vervolging bleef die procureur zelf beslissen.

* Maar als de pg's wisten dat Adriaenssens zoveel dossiers had, waarom stelden ze dan geen proces-verbaal op en lieten ze de dossiers niet in beslag nemen? Schins: "Wij zijn geen officier van gerechtelijke politie, wij kunnen zelf geen pv opstellen. Bovendien kunnen we niet zomaar op basis van vage geruchten alle mogelijke dossiers in beslag laten nemen. Het is niet omdat wij horen dat er gefraudeerd wordt bij de banken dat wij in alle banken overal zomaar huiszoekingen en inbeslagnemingen kunnen doen. Er moeten concrete aanwijzingen van een concreet feit zijn".

De Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois ging in de aanval tegen de doofpottheorie: "De beste manier om een doofpot te organiseren is een massadossier te creëren door alles in beslag te nemen. Je kan dan ook nog met je auto in de gevangenis van Sint-Gillis binnenrijden. Van zo'n dossier zal niets terechtkomen, het zal verzanden in juridische procedures en discussies." En verder: "Als de dossiers van de Commissie-Adriaenssens niet in beslag genomen waren, dan waren de meeste van de zaken uit zijn rapport nu al afgehandeld door de bevoegde parketten. Maar door de inbeslagname ligt dat allemaal nu al maanden stil. Er is nog niets gedaan voor de slachtoffers".

Eerder had de Luikse procureur-generaal Cédric Visart de Bocarmé sommige commissieleden ervan beschuldigd een "intentieproces tegen de parketten te willen voeren". Maar zowel het optreden van Liégeois als dat van Visart leidde tot woedende aanmaningen om te zwijgen vanwege Commissievoorzitster Karine Lalieux (PS).

4.2. DE HULPVERLENING

Ook op de studiedag over het beroepsgeheim donderdag stonden de samenwerkingsprotocollen tussen de parketten en de hulpverlening ter discussie. Vlaams Welzijnsminister Jo Vandeurzen pleitte ervoor om de samenwerkingsverbanden die nu al bestaan tussen de parketten en de hulpverlening, eenvormig te maken.

(De Kamercommissieleden hebben tot nu toe nog maar één protocol ter sprake gebracht: dat tussen de pg's en de Commissie-Adriaenssens. Ze zijn tegen dat protocol omdat de parketten hierdoor in hun ogen hun vervolgingsmonopolie uit handen geven aan een privéinstantie. Dat er tussen de parketten en de hulpverlening overal in het land dergelijke akkoorden bestaan over allerlei problemen (vertrouwensartsencentra, intrafamiliaal geweld, criminaliteit op Limburgse scholen), die hun nut hebben bewezen, schijnen de meeste parlementsleden niet te weten. Dat bovendien nu al ruim twintig jaar een overleg bestaat tussen politie, parket en burgemeester over de prioritaire aanpak van sommige criminele fenomenen met een mogelije sturing van het vervolgingsbeleid van het parket tot gevolg, schijnt hen ook te ontgaan. De vraag rijst of ze al die samenwerkingsverbanden, die uiteindelijk in het belang van het slachtoffer zijn, willen opdoeken en het parket opnieuw in zijn ivoren toren willen opsluiten? Enerzijds vallen de parlementsleden de parketten aan omdat ze in een ivoren toren zitten, anderzijds willen ze die parketten vooral in een ivoren toren houden, nvdr.)

5. BEROEPSGEHEIM EN MELDINGSPLICHT

Een ander belangrijk pijnpunt dat tijdens de debatten en donderdag tijdens een studiedag in Leuven naar voor kwam was dat van de meldingsplicht.

Mensen met een beroepsgeheim moeten momenteel zwijgen als ze via hun beroep vertrouwelijke informatie van hun cliënt krijgen. Ze kunnen tot zes maanden cel krijgen als ze hun beroepsgeheim schenden. De reden hiervan is dat anders geen vertrouwelijke relatie met de cliënt meer kan worden opgebouwd en dat dit zijn therapie of verdediging in gevaar kan brengen. Maar wat als die cliënt een misdrijf opbiecht?

5.1. PRO MELDINGSPLICHT

Tijdens de hoorzittingen in de Kamercommissie pleitte de voorzitter van de onderzoeksrechters, Karel Van Cauwenberghe, voor een meldingsplicht van mensen met een beroepsgeheim.

"Het beroepsgeheim blijft niet overeind tegenover een mens in nood. Er moet in zulke gevallen een aangifteplicht komen en die moet zo ruim mogelijk zijn." Voor Van Cauwenberghe moet die aangifteplicht er niet alleen zijn bij seksueel misbruik van minderjarigen, maar ook bij seksueel misbruik van meerderjarigen. "Dit soort daders heeft rare kronkels. Het is niet omdat ze nu meerderjarigen aanranden dat ze later geen minderjarigen zullen aanranden".

Over het biechtgeheim zei Van Cauwenberghe dat dit voor hem niet absoluut is: "Wie de biecht afneemt en daar hoort van seksueel misbruik van minderjarigen en dat niet meldt aan justitie, pleegt volgens mij schuldig verzuim."

Van Cauwenberghe ging akkoord met een specifiek opvangpunt voor slachtoffers van seksueel misbruik, "maar dat mag niet beslissen of een zaak naar de rechter gaat of niet. Ik heb veel respect voor de vertrouwensartsencentra, maar justitie moet àlle verdachten kunnen kennen. Deze centra mogen dus niet beslissen over vervolging of niet. Ik hoor dat Child Focus nu zo'n opvangcentrum wil worden. Goed, maar het kan niet dat ze hun eigen "vervolgingsnormen" ontwikkelen omdat niemand daar zicht op heeft en omdat er ook geen legitimiteit voor is".

Eerder had volksvertegenwoordiger Renaat Landuyt (sp.a) gepleit voor een een algemene meldingsplicht voor mensen met een beroepsgeheim.

5.2. CONTRA MELDINGSPLICHT

Maar Justitieminister Stefaan De Clerck (CD&V) volgt Van Cauwenberghe niet. Voor de minister kan zo'n meldingsplicht voor mensen met een beroepsgeheim niet omdat ze de samenwerkingsrelaties tussen justitie en de hulpverlening bedreigt, omdat te veel zaken van echtelijk geweld en seksueel misbruik dan onbekend zullen blijven zodat niemand er iets kan aan doen, zodat ze escaleren. Maar ook omdat zo'n meldingsplicht te hoge verwachtingen schept in Justitie. "Het gerecht kan niet alles oplossen", zo stelde de minister.

Op de studiedag van donderdag spraken veel hulpverleningsorganisaties zich volledig tegen het voorstel van Landuyt uit. VUB-Psychiater Paul Cosyns, die pedofielen begeleidt: "Voor mij is het njet. Hierover is vroeger al gediscussieerd én beslist. Als men die discussie wil overdoen, mij goed. Maar als er een meldingsplicht komt, dan zal men binnen justitie hulpverlenend personeel moeten creëren. Dat personeel kan dan én hulp verlenen én aan Justitie rapporteren. In Canada werkt dat, maar in België werd door de staatshervorming beslist dat de hulpverlening aan personen buiten justitie kwam. Zolang dat blijft, kan een meldingsplicht voor mij niet."

Een hulpverlener: "De Commissie-Adriaenssens heeft aangetoond dat niet al te veel mensen met hun problemen naar justitie gaan. Als er een meldingsplicht komt, zullen heel wat slachtoffers feiten van seksueel misbruik en intrafamiliaal geweld niet meer melden. Niemand zal ze dan nog kennen en niemand zal kunnen ingrijpen, zodat alles verder escaleert".

5.3. WELK ALTERNATIEF?

Maar welk alternatiefis er?

* De Clerck wilde dat het spreekrecht van mensen met een beroepsgeheim moet worden uitgebreid. Nu mogen die hulpverleners volgens artikel 458 bis van het strafwetboek hun beroepsgeheim schenden en dus toch het gerecht inlichten bij een aantal zware misdrijven tegen minderjarigen: aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, opzettelijke doodslag en slagen, intrafamiliaal geweld, genitale verminking. Ze mogen dit echter alleen als deze feiten in vertrouwen van een slachtoffer hebben vernomen of zelf hebben vastgesteld bij een slachtoffer.

De Clerck wil dat dit spreekrecht ook geldt als de slachtoffers meerderjarigen zijn. Vlaams Minister voor Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V) sloot zich op de studiedag bij deze laatste visie aan.

VUB-psychiater Paul Cosyns wil nog een bijkomende verandering. "Hulpverleners die daders begeleiden mogen niet spreken als hun cliënt een nog onbekend misdrijf uit deze reeks bekent. De regel geldt nu alleen voor hulpverleners die slachtoffers begeleiden. Dat moet ook veranderen".

* Duidelijk in de wet opnemen voor welke groepen het beroepsgeheim precies geldt. Dat is nu onduidelijk. Justitieminister De Clerck leek gewonnen voor deze idee.

* Het statuut van de justitieassistenten duidelijker omschrijven. Kunnen zij én hulpverlener met een beroepsgeheim zijn én toch rapporteur aan de overheid. Néé, zo vonden de meeste deelnemers aan de studiedag. Ook Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen steunt deze visie.

* Justitieminister De Clerck wilde dan weer een betere regeling voor huiszoekingen bij hulpverleners. "Bij een huiszoeking bij advocaten of artsen moet iemand van de Orde aanwezig zijn om te verhinderen dat documenten worden meegenomen die onder het beroepsgeheim vallen. Er moet een soortgelijke regeling voor hulpverleners in de welzijnssector komen".

6. DE VERJARINGSTERMIJNEN

Ook deze discussie deint verder uit. Onderzoeksrechter Karel Van Cauwenberghe pleitte in de Kamercommissie Seksueel Misbruik voor een verlenging van de verjaringstermijn bij seksueel misbruik van minderjarigen.

Maar er waren ook dissidente geluiden. Politieman Peter De Waele waarschuwde voor te lange verjaringstermijnen omdat de slachtoffers altijd maar langer dreigen te wachten met het indienen van een klacht, waardoor het voor de politie steeds moeilijker wordt om de feiten te bewijzen.

De voormalige Leuvense rechtbankvoorzitter Haex, die jarenlang zedenzaken afhandelde, wees op de enorme complexiteit van de huidige regeling van verjaring voor seksueel misbruik van minderjarigen. Zeker als je ze toepast op al oudere zaken van seks in de Kerk. "Tot 31 december 1993 was de verjaringstermijn 3 jaar vanaf het feit. Tot 4 mei 1995: 5 jaar vanaf het feit. Tot 1 april 2001: 5 of 10 jaar vanaf de achttiende verjaardag van het slachtofer, al naargelang de aard van het feit." Zaken van voor 1993 waarvoor nog geen klacht was ingediend zijn dus zeker al verjaard. Haex waarschuwde ervoor dat de wettelijke verjaringsregeling voor seksueel misbruik van minderjarigen "tot toestanden kan leiden die voor slachtoffers niet te begrijpen zijn".

Maar er is ook het probleem van de samenloop en het voortgezet misdrijf. Normaal gezien redeneert men zo. Dader X pleegt meerdere keren seksueel misbruik op meerdere kinderen. Wanneer start de verjaringstermijn? Op het moment van het allerlaaste feit tegen het allerlaatste slachtoffer. De Gentse procureur-generaal Frank Schins wees er echter op dat de speciale verjaringstermijn van tien jaar nadat het slachtoffer 18 jaar werd, volgens een arrest van het Hof van Cassatie tot gevolg heeft dat deze theorie van het voorgezet misdrijf, die men meestal toepast, vervalt. Dus: in dat geval moet je voor de verjaring feit per feit beoordelen. Vroeger kon je nog een dader vervolgen voor feiten uit de jaren zestig, als zijn allerlaatste feit nu nog niet verjaard is. Sinds het Cassatiearrest kan dat niet meer, aldus Schins. Behalve wanneer het seksueel misbruik van minderjarigen samenhangt met àndere feiten. Dan geldt het gewone regime weer wel.

(De commissieleden hoorden het Schins zeggen, maar niemand stelde er een vraag over. Ze moesten zelfs niet weten om welk cassatiearrest het ging. (Het arrest dateert van 25 oktober 2006). Nochtans is het vrij onbekende Cassatie-arrest van groot belang, want gevolg is dat Peter Adriaenssens wel kon terecht kon beslissen dat feiten van voor 1990 verjaard waren en dat hij die niet moest doorgeven aan Justitie omdat de dader daarvan toch niet meer vervolgd kon worden, nvdr.)

De procureurs-generaal spraken zich uit tegen een verlenging van de huidige verjaringstermijn, maar hun visie terzake was al bekend.

7. DE STRAFRECHTERS

Verder waren er nog een reeks losse bedenkingen, voornamelijk van de zetelende magistratuur, die de straffen moet opleggen. De voordracht van de voormalige Leuvense rechtbankvoorzitter Haex was hier belangrijk. Wat zegde hij?

* De inhoud van de strafdossiers is beperkt en vaak uitsluitend gericht oP de feiten, zonder omstandige toelichting van de context. De strafrechter zelf heeft niet altijd de mogelijkheid om bijkomende informatie in te winnen. Er moeten afspraken komen tussen parket en zetel over de inhoud van de dossiers.

* Ook verhoren van seksueel misbruik van meerderjarigen zouden audiovisiueel moeten worden opgenomen.

* Er zijn te weinig deskundigen, grotendeels omdat ze te weinig betaald worden. Misschien moeten er bovendien multidisciplinair samengestelde rechtbanken komen.

* Het is niet mogelijk voor een gewone strafrechter om het dossier van de jeugdrechtbank in te zien. Dat kan nochtans nodig zijn om de persoon van de minderjarige en zijn milieu te beoordelen.

* De leeftijdsgrenzen voor toestemming met seksuele handelingen (14 en 16 jaar) zijn te ingewikkeld en roepen technische vragen op. Voor leken (en dat zijn de meeste daders en slachtoffers) zijn de leeftijdsgrenzen onduidelijk. En dat is nochtans de kern van de wet.

* Er kunnen kwalificatieproblemen ontstaan als nieuwe media, zoals internet, webcam en gsm worden gebruikt. De klassieke begrippen van aanranding, verkrachtinge, aanzetten tot ontucht e.d. zijn niet meer aangepast.

* De straffen lopen te zeer uiteen al naargelang de rechtbank. Ze moeten geüniformiseerd worden, zoals dat in Nederland kan.

* De uitgesproken morele schadevergoedingen zijn te laag. Er moet een indicatieve tabel komen voor de morele schadevergoeding. Momenteel krijgt het slachtoffer van een dader die geen geld heeft, meer schadevergoeding van het Fonds voor Hulp aan Slachtoffers voor Opzettelijke Geweldsmisdrijven, dan een slachtoffer van een dader die wel kan betalen krijgt van de rechter. En dat kan natuurlijk niet.

 
 

Any original material on these pages is copyright © BishopAccountability.org 2004. Reproduce freely with attribution.