BishopAccountability.org | ||||
Ik Heb Mijn Verlangens Altijd Onderdrukt De Standaard January 8, 2011 http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=KL34OMKK&subsection=3
Verbazing alom toen begin deze week ook bij de zusters van Stella Maris in Kortrijk een zaak van misbruik aan het licht kwam. Door vrouwen, dan toch. Vrouwen die zacht en teder horen te zijn, maar die deze week niet zo anders dan mannen bleken. Met driften en verlangens dus. Maar wat doe je daarmee als je ze niet mag benoemen? Als je niet eens verondersteld wordt ze te hebben? Drie (ex-)zusters over intimiteit en emoties in het klooster. 'Ik zie het nog zo voor me, het moment waarop ik mijn kleren als burgermeisje moest afgeven en een nieuwe outfit kreeg: zwarte jurk, zwarte sluier, zwarte kousen en schoenen. Mijn moeder huilde toen ze me zag. Omdat ze wist waaraan ik begonnen was. Zelf had ik nog geen besef, ook niet toen de novicemeesteres - de zuster die ons opleidde - 's avonds met klem benadrukte dat onze tandenborstel altijd met de haren naar boven in het potje moest staan. Ik vond het vreemd dat net dát het eerste was wat we leerden, maar pas later heb ik beseft dat het daar al begonnen is. De regeltjes, de wetten, het systeem dat elk initiatief onmogelijk maakte. En waarvan ik steeds meer de gevangene zou worden.' Naïef, braaf en gehoorzaam: zo omschrijft Ursula van der Aa (73) zichzelf toen ze op 2 februari 1957 het klooster van de Zusters van Barmhartigheid inging. Een Belgische orde, die ook vestigingen in haar thuisland Nederland had. Twintig was ze, en eigenlijk wou ze al vroeger binnen, maar dat zagen haar ouders niet zitten, hoewel het vrome katholieken waren. Kom eerst maar enkele jaren thuis werken, was het devies aan hun dochter, dan waait het wel over. Maar het verlangen van Ursula om in het klooster te gaan, bleef. 'Wellicht omdat ik in mijn familie, onder tantes en ooms, zoveel religieuzen had. Dan voel je je als vanzelf sneller tot dat leven aangetrokken. En ik wou per se psychiatrisch verpleegkundige worden. Mijn vader werkte als tuinman in een psychiatrisch centrum, en ik wou die patiënten helpen. Daarvoor ben ik zuster geworden.' Cultuurschok Het is wat heel veel (jonge) religieuzen in die jaren dreef: idealisme, het verlangen om de wereld beter te maken. Sectoren als het onderwijs, de ziekenzorg en de armenhulp bestonden bij gratie van zusters, broeders, paters en priesters. Ook Anne-Catherine (71), die liever anoniem wil blijven, ging als 23-jarige het klooster in met één groot doel: missiezuster te worden in Congo. 'Dat is me uiteindelijk gelukt, maar de eerste jaren in het klooster waren allesbehalve gemakkelijk. Toen ik aan mijn noviceopleiding begon, moesten alle zusters in onze orde net nieuwe kleren krijgen: een doordeweeks kostuum en eentje voor het weekend. En omdat ik huishoudregentaat had gedaan, kreeg ik de opdracht die te maken. Drie jaar lang heb ik niets anders gedaan, in een atelier tussen oude zusters: naaien, naaien, naaien - onze orde telde vierhonderd leden. Maar ik stelde daar geen vragen bij. Ik was jong en ik dacht: zo hoort het. Pas later heb ik beseft dat het niet de gelukkigste periode in mijn leven is geweest.' Ook voor Ursula waren de eerste weken en maanden in het klooster een cultuurschok. Praten mocht alleen op bepaalde - zeldzame - ogenblikken, lachen deed je maar beter gedempt en discipline ging er vóór alles. 'Ik had gedacht dat het klooster een liefdevolle omgeving zou zijn, maar ik kwam in een systeem terecht waarin ik zelf niets te zeggen had: van dan tot dan bidden, van dan tot dan eten, alleen praten tijdens de recreatie. Kritiek was uit den boze.' 'Ik weet nog dat ik versteld stond van de overvloed in het klooster. Zelf kwam ik uit een arbeidersgezin, waar ik 's morgens de boterhammen at die mijn moeder me gaf, maar in het klooster waren er verschillende soorten beleg, boter, koffie, thee... Vreemd vond ik dat, maar toen ik mijn novicemeesteres eens vroeg of de gelofte van armoede nog wel betekenis had, werd ze vreselijk kwaad. Dat de duivel in me zat, zei ze. En dat ik misschien maar beter kon uittreden. Maar ik was pas zes weken als novice bezig, ik wou niet weg. Dus heb ik van toen af aan gezwegen.' Vriendschap Zwijgen, het was zowat het ordewoord in kloosters vijftig jaar geleden. Stilte als het hoogste goed. Zeker over emoties werd niet gesproken. Hoe je je voelde, was niet aan de orde. Wat niet benoemd werd, was er ook niet, zo leek de redenering wel. Het gevolg van die struisvogelpolitiek waren eenzaamheid, verwarring en vervreemding. 'Zelf had ik thuis zoveel warmte en liefde gekregen, dat ik best tegen een stootje kon', zegt Anne-Catherine. 'Echt eenzaam ben ik zelden geweest. Maar wie die basis niet had en daarna in het klooster ging, voelde dat gemis allicht veel scherper. Ik ben nooit het moment vergeten dat ik mijn overste, de hoogste in rang, voor het eerst 'eerwaarde moeder' moest noemen. Ik kon er niet bij: ik had al een moeder, een hele lieve bovendien, daar kon toch geen andere moeder boven staan? Maar erover spreken deed ik niet.' Zelfs niet met andere zusters in opleiding, die nochtans in hetzelfde schuitje zaten. En die wellicht vaak dezelfde vragen en zorgen hadden. Maar vriendschap in het klooster kon niet, mocht niet, zegt Ursula. 'In mijn tijd mochten we nooit met twee zusters samen zijn. Ofwel in je eentje, ofwel minstens met zijn drieën. Uit schrik dat er anders "bijzondere vriendschappen, zouden ontstaan: te intense, lesbische relaties tussen zusters. Nochtans wáren ze er, zulke relaties. In het begin was ik daar niet mee bezig, maar na verloop van tijd wisten we wel wie bijzondere belangstelling had voor andere zusters. En soms werd een zuster van de ene dag op de andere dag overgeplaatst, wellicht vanwege zo'n verboden vriendschap. Dan was de stoel naast je plots leeg. Maar uitleg kregen we niet.' Zuster Monica, met haar 62 nog relatief jong naar kloosternormen, herkent de verhalen, maar heeft zelf minder negatieve ervaringen. Ze is ook, anders dan Ursula en Anne-Catherine, nog altijd aan een orde verbonden, al woont ze al twee jaar in een huisje alleen. 'Ik ben pas in 1972 in het klooster gegaan, ik ben van een andere generatie. Ik heb in het klooster wel echte vriendschappen opgebouwd, met zusters die ik nog altijd zie, ook al woon ik niet meer bij hen. Ik ben in het klooster meestal gelukkig geweest. Maar over de schrik voor "bijzondere vriendschappen, hebben oudere zusters me wel verteld, ja. En over seksualiteit werd, zelfs in mijn tijd, nauwelijks gesproken. Ik herinner me vaag dat ik er met een andere zuster, een vriendin, eens over gepraat heb, maar het bleef een taboe.' Theorie Een taboe waarvan ze de impact vooraf onmogelijk kon inschatten, zegt zuster Monica. Niet dat ze een verkeerd beeld van het kloosterleven had, ze had er helemaal géén beeld van. 'Ik had, vóór ik het klooster binnen ging, meerdere relaties gehad, en ik wist wel - rationeel - wat de gevolgen van mijn keuze waren, maar dat was de theorie. Wat het in de praktijk betekende, heb ik pas in de loop der jaren ondervonden. Ik ben bijvoorbeeld, toen ik al in het klooster zat, nog eens verliefd geworden, en een tijdlang heb ik dat laten gebeuren. Tot het gevoel uitgezuiverd was en ik het een plaats kon geven. Maar ik heb er nooit aan gedacht om het klooster daarom te verlaten. Mijn roeping, die innerlijke drang, bleek altijd sterker. Dat moest ook wel, want je gaat niet met een hoop vrouwen samenleven omdat dat zo leuk is.' Trouwjurk Ook Ursula en Anne-Catherine waren wel eens verliefd geweest vóór ze in het klooster gingen, maar een relatie hadden ze nooit gehad. Niet dat er geen mogelijkheden waren geweest, zegt Anne-Catherine. Er was best wat mannelijke interesse, maar zij van haar kant toonde geen enkele belangstelling. Omdat ze naar iets anders streefde, dat boven zo'n verliefdheid ging. Wie in het klooster ging, werd bruid van God, daar kon niets tegenop. De dag waarop ze hun eeuwige gelofte uitspraken, mochten de zusters in spe zelfs een echte trouwjurk aan. 'Die dag werd gevierd als een huwelijksfeest, met alles erop en eraan', zegt Ursula. 'Pas later is het verlangen, ook het seksuele verlangen, in mij wakker geworden. Maar ik kon er niets mee aan. Seksualiteit was des duivels, daar werd in het klooster niet over gesproken. Tenzij je er in de biecht vaagweg iets over zei omdat je het kwijt wou. Ik heb die verlangens altijd onderdrukt. En later, toen ik al was uitgetreden, zijn ze niet meer ontloken. Ik was al in de vijftig toen ik uit het klooster ging, dan neemt je honger naar seksualiteit sowieso af. Maar dat ik geen kinderen en kleinkinderen heb, vind ik nog altijd moeilijk, zeker als ik mijn broers en zussen zie. Gelukkig komen mijn neefjes en nichtjes vaak langs, maar het gemis blijft. Zo'n habijt verbergt veel, maar niet alles: wij waren ook maar gewone vrouwen.' Gewone vrouwen die, net als zoveel andere vrouwen, de biologische klok hoorden tikken. Zo dwingend soms, dat ze er het klooster voor verlieten. Ook zuster Monica kreeg het moeilijk toen haar zussen aan kinderen begonnen, en al zeker toen ze zelf naar de veertig ging, het moment van 'nu of nooit'. Anne-Catherine heeft zelfs even concreet aan kinderen gedacht, weliswaar toen ze al uit het klooster was. 'Ik ben uitgetreden nadat ik tien jaar als verpleegster in Congo had gewerkt. Ik had daar zoveel vrijheid gekregen, mezelf zo ontwikkeld, dat ik niet meer kon aarden toen ik daarna terug naar België moest. Ik heb het nog geprobeerd, vier jaar zelfs, maar het was hopeloos. Ik ben in de keuken van een bezinningscentrum gaan werken, en dat bleek een openbaring. Omdat ik met zoveel verschillende mensen in contact kwam: mannen, vrouwen, priesters, leken. En omdat ik verliefd werd, ja. Op een priester. Een heel belezen, intelligente man, die ik echt graag zag. En dus kwam het idee van kinderen in me op: ik was rond de veertig, het kon nog net.' Maar de liefde bleek minder wederzijds dan Anne-Catherine aanvankelijk dacht. Dat de relatie geheim moest blijven - hij was tenslotte priester - daar kon ze, zeker in het begin, nog mee leven. Maar haar partner reageerde vaak zo vreemd. Toen ze er uiteindelijk zijn overste over aansprak, vertelde die dat de man psychische problemen had. 'Zijn moeder was tijdens haar zwangerschappen neurotisch, en dat heeft invloed gehad op haar kinderen. Ook op de man van wie ik hield. Dus heb ik hem, na vijf jaar, voor het blok gezet: "ik zie jou graag,, heb ik gezegd, "maar hoe zit dat omgekeerd?,' Het antwoord was een ijskoude douche: dat hij eigenlijk alleen haar lichaam nodig had, en dat van liefde geen sprake was. Het was het einde van hun relatie, en meteen ook van de kinderwens van Anne-Catherine. 'Ik heb het vreselijk lastig gehad, ik ben zelfs anderhalf jaar geen kerk meer binnengaan. Om afstand te nemen, de dingen op een rij te zetten. Maar plots, na die klap, heb ik een roeping gekregen, een echte roeping dit keer. Het gevoel: dit is het, zoals je dat hebt wanneer je de man van je leven ontmoet.' Buitenwereld Ze moet plots aan de woorden van haar vader denken, toen ze een prille twintiger was. '"Jij wil naar het klooster?, zei die. "Dan moet je dat doen. Maar we zullen nog eens praten als je veertig bent., En hij heeft gelijk gekregen. Hoe kun je op je twintigste het klooster ingaan als je nog niet geleefd hebt? Als je niet weet wat liefde en relaties zijn?' Het verklaart volgens Anne-Catherine de krampachtige houding tegenover mannen in veel kloosters. De onkunde om met de verschillen tussen de seksen om te gaan. Zelf staat ze pas sinds haar relatie echt vrij tegenover mannen. 'Het kan me niets meer schelen als mensen zeggen: daar komen toch vaak mannen over de vloer. Ik leef celibatair omdat ik me volledig aan mijn werk wil wijden, maar ik heb veel vrienden. En natuurlijk zijn er priesters die een partner hebben, ik ben zelf met een priester samen geweest.' Ook Ursula heeft in het klooster een relatie tussen een zuster en een broeder zien groeien - 'ze zijn allebei uitgetreden en gaan samenwonen, prachtig toch?' En bij zuster Monica in de buurt woont al jaren een priester met een vrouw samen. 'Dat kan me echt niets schelen, ik heb daar toch geen last van? Waarom zou een priester geen gezin mogen hebben als hij zijn werk goed doet? Voor mezelf is dat celibaat voorlopig niet aan de orde. Maar mocht er iemand op mijn weg komen, dan zien we wel. Ik ben indertijd begonnen met het idee dat dit levenspad voorgoed zou zijn, maar intussen ben ik wijzer. Het leven is een proces. En ik zal altijd een religieuze blijven, ik ben het wellicht nog meer sinds ik alleen woon.' Het is een gevoel dat ze met hun drieën delen: dat hun geloof nog sterker is geworden sinds ze uitgetreden zijn, of - in Monica's geval - niet meer in het klooster wonen. En bij alle drie heeft het contact met de buitenwereld hen de ogen geopend. Voor Anne-Catherine haar ervaringen in Congo. Voor zuster Monica haar werk in het onderwijs, dat zo vermoeiend is en soms zo ver van de kloosterwereld staat, dat ze beide niet meer kon combineren. Voor Ursula haar patiënten in de psychiatrie. 'In het klooster werd haast over niets gesproken, in de psychiatrie gooiden mijn patiënten er alles ongeremd uit. Als ze me een rotnon noemden, dan was dat tenminste duidelijk. Nadat ik in de raad van bestuur van het klooster was opgenomen, zei de overste tijdens een vergadering: "de nonnen hier zijn nog altijd even dom als toen ik hier aankwam, en dat willen we graag zo houden,. Toen is bij mij de veer gebroken. Aan zo'n systeem deed ik niet meer mee.' Sans rancune Toch kijkt Ursula zonder rancune op 33 jaar zusterschap terug. Omdat ze het systeem aanklaagt, niet de mensen die erin zaten. En omdat het haar gemaakt heeft tot wie ze nu is: een sterke vrouw. Maar ze vreest dat er weinig veranderd is, en Anne-Catherine deelt die angst. 'Neem nu dat programma van Annemie Struyf over het slotklooster van Brecht. Blijkbaar tikt de overste daar nog altijd op de tafel opdat iedereen recht zou gaan staan, en daarna een tweede tik als ze weer mogen zitten. Dan denk ik: hoe is dit nog mogelijk? Wetten, wetten, wetten, terwijl religie om zoveel meer draait.' Zuster Monica gelooft wél dat er in de loop der jaren veel veranderd is, ook al ziet ze geen heil meer in de klassieke kloosters, wel in kleine gemeenschappen die terug naar de basis gaan. 'Of je een echte religieuze wordt, hangt vooral van jezelf af. Ofwel ga je naar de essentie, ofwel blijf je in regeltjes hangen. Ik heb veel zusters ontmoet die een zinvol leven leiden en abstractie maken van alle rommel die soms bij het kloosterleven komt kijken. Vandaar ook dat ik zoveel moeite heb met alle aandacht voor het misbruik in de Kerk. Natuurlijk ben ik verontwaardigd, maar er wordt zo snel voorbij gegaan aan al goede dat gebeurt.' Ze gelooft ook niet dat er een verband is tussen het gesloten leven in de kloosters en het misbruik, maar Anne-Catherine en Ursula zien dat anders. 'Ik heb zelf nooit van misbruik geweten', zegt Anne-Catherine, 'en ik ben vreselijk geschrokken door alle schandalen, maar een psycholoog heeft me ooit gezegd dat een mens zowel uit liefde als uit seksualiteit bestaat, en dat de twee in evenwicht moeten zijn. Krijgt het ene te weinig aandacht, dan lijkt het me niet onlogisch dat zich dat in het andere uit.' 'Het probleem is dat religieuzen zichzelf altijd wat beter voelen dan de rest', zegt Ursula. 'Dat kregen we in het klooster ook te horen: dat we toch een trapje hoger stonden. Voeg daar nog het rigide systeem aan toe, en het is toch niet vreemd dat er misbruik opduikt. Ik ben er zeker van dat ook in Nederland schandalen bij zusters aan het licht zullen komen. Religieuzen zijn net als iedereen, niets menselijks is ons vreemd.' |
||||
Any original material on these pages is copyright © BishopAccountability.org 2004. Reproduce freely with attribution. | ||||