BishopAccountability.org
 
  ‘Vuil Van Een Ander Maakt Onze Straat Niet Schoner’

RKnieuws
September 30, 2010

http://www.rorate.com/nieuws/nws.php?id=62899



ANTWERPEN (RKnieuws.net) - Wat begon op 26 februari met de onthullingen over misbruik door tien salesianen in het Don Rua-internaat in ’s Heerenberg in de jaren 1960-’70, veroorzaakte in Nederland een sneeuwbaleffect. De onderzoekscommissie Hulp en Recht kreeg sindsdien 1.700 meldingen, vooral uit 1950-’70. Hulp en Recht werkt al sinds 1995. Daarmee was Nederland het eerste land met een onafhankelijke commissie waar mensen klacht kunnen indienen en waar hulp wordt aangeboden.

Door de vele meldingen besloten de Nederlandse bisschoppenconferentie en de Konferentie Nederlandse Religieuzen op 9 maart een onafhankelijk onderzoek te gelasten naar het seksueel misbruik in de kerk. Oud-onderwijsminister en oud-Kamervoorzitter Wim Deetman was bereid de onderzoekscommissie voor te zitten. Twee doelstellingen staan voorop: waarheidsvinding en zorg voor de slachtoffers. Het onderzoek dat ongeveer een jaar zal duren, moet ook leiden tot aanbevelingen voor maatregelen ter voorkoming van misbruik. Het onderzoek richt zich alleen op de rooms-katholieke kerk, al vinden sommigen een breder maatschappelijk onderzoek wenselijk. Bisschop Gerard de Korte, de referent voor seksueel misbruik, vindt het niet de taak van de commissie-Deetman om zo’n samenlevingsbreed onderzoek te voeren. “Het vuil van een ander maakt ons eigen straatje niet schoner”, merkte De Korte snedig op. De kerk moet voor haar deur vegen en mag zich niet verschuilen achter het feit dat seksueel misbruik evenzeer voorkomt bij andere instellingen of in gezinnen. De Korte denkt veeleer dat het kerkelijke onderzoek een voorbeeld voor die instanties kan zijn.

Hulp kan niet wachten

Deetman wenst een “open boek” te zijn voor het Openbaar Ministerie. Zijn argument luidt dat hij “geen Belgische toestanden” wil waarbij het gerecht alle dossiers en computers in beslag neemt. De commissie-Deetman maakte afspraken met het college van procureurs-generaal om de mogelijk strafbare feiten te melden. Als het feit volgens het Openbaar Ministerie strafbaar is, dan informeert de commissie het slachtoffer daarover en kan er een aangifte worden gedaan. De Nederlandse commissievoorzitter beklemtoont dat de zorg voor de slachtoffers absolute voorrang moet krijgen in het kerkelijke beleid. “De hulp kan niet wachten op de uitkomst van ons onderzoek.” Hij wil een alternatief hulp- en zorgkanaal creeren dat losstaat van Hulp en Recht omdat hij merkt dat veel slachtoffers geen hulp willen van die commissie. “Dan moet je naar alternatieven zoeken. Het is belangrijk dat de hulp een institutioneel kader krijgt”, liet Deetman optekenen.

Alle archieven openen

Hij stelde ook een wetenschappelijke klankbordgroep in. Die dient als forum voor reflectie op de tussentijdse resultaten van het onderzoek dat de commissie verricht naar de aard, de omvang, de omstandigheden en de verantwoordelijken van het seksueel misbruik vanaf 1945 tot nu. Nu zijn de commissieleden bezig met een literatuurstudie en analyseren ze de 900 bij hen binnengekomen meldingen van seksueel misbruik. De commissie plant dit najaar twee of drie bijeenkomsten met de slachtoffers. Tot slot voert de commissie een archiefonderzoek, waarbij ze ook nagaat in hoeverre belastend materiaal is verdwenen of vernietigd. Deetman eist het openen van alle archieven opdat niets verborgen blijft.

Voor haar inventarisatie en analyse vraagt de commissie-Deetman kennis te mogen nemen van meldingen die elders gebeurden. Hulp en Recht bezorgt zijn vertrouwelijke gegevens aan de commissie-Deetman als de slachtoffers daarmee akkoord gaan, maar Deetmans vraag was ook gericht aan diverse hoofdredacties. Dat komt omdat het NRC Handelsblad samen met de Wereldomroep eveneens het misbruik onderzocht, meldingen van seksueel misbruik en fysiek geweld verzamelde en in kaart bracht. Daaruit bleek het vooral te gaan om misbruik uit 1950-’60. “Dat veel slachtoffers uit 1940-’50 gestorven zijn, is een verklaring voor het geringe aantal meldingen uit die perioden”, zegt NRC-redacteur Joep Dohmen. Dat het aantal meldingen na 1960 snel zakt, schrijft hij toe aan het dalende aantal roepingen en de sluiting van veel internaten. In Nederland bestaan er nu geen katholieke internaten meer. Het laatste sloot de deuren in 1981.

Onderzoeksvragen

Wat Deetman het meest verbaast, is dat al dat misbruik nu pas boven water komt. “Waarom heeft nooit iemand eerder aan de bel getrokken? Vanwaar komt die ‘culture of silence’ rond seksueel misbruik?”, vraagt hij zich af. Ook andere kwesties moeten volgens hem worden uitgeklaard. “Gaat het om een structureel probleem in de kerk of waren het misdrijven en misdragingen van individuen? Is er een verband met het celibaat? Speelden andere oorzaken een rol? Hoe functioneerden de juridische en de bestuurs- en beleidsmatige kaders? Was de aanpak van Hulp en Recht voldoende adequaat? Hoe kan de kerk nu recht doen aan de slachtoffers en in welke mate kan ze de schade herstellen?” Deetman hoopt dat het empirische, sociologische en historische onderzoek van zijn commissie de nodige verhelderingen brengt en ertoe bijdraagt die misdaden voortaan te vermijden. De onderzoeksrapporten en het eindverslag zullen openbaar zijn en na vijf jaar wenst de commissie-Deetman een terugkoppeling om na te gaan wat er met haar aanbevelingen is gebeurd.

 
 

Any original material on these pages is copyright © BishopAccountability.org 2004. Reproduce freely with attribution.